Oorlogsjournalistiek en idealen

Een nieuwe medewerker hier keek me aan alsof ik mijn idealen had vermoord toen hij hoorde dat ik jarenlang – al dan niet in het buitenland - voor NGO’s als Amnesty International en Artsen Zonder Grenzen had gewerkt, om nu een kleine communicatiedienst te leiden (soms zelfs: lijden) aan een Vlaamse hogeschool.

Het deed me terugdenken aan het parcours dat ik volgde om hier te belanden. Het zou niet fair zijn om enkel mijn liefste en zoonlief aan te wijzen als oorzaak van mijn innesteling onder de spreekwoordelijke kerktoren. De keuze was voordien al enigszins gemaakt in hoofd en hart, al moet ik erkennen dat heimwee soms nog zijn kop opsteekt.

Maar naarmate je dromen realiseert, blijken ze niet altijd bestand tegen de realiteit. Ik had er als kind steeds van gedroomd om te schrijven over wantoestanden zoals oorlog en ziekte in het Zuiden. Met mijn schrijfsels zou ik de wereld misschien niet redden maar dan toch een heel pak verbeteren. Ik kreeg inderdaad jarenlang de kans om te schrijven op het terrein – Afghanistan, Haïti, Mozambique, Burundi, … - maar had tegelijkertijd te maken met de befaamde oorlogsjournalisten, elke vierkante centimeter verpakt in cynisme en galgenhumor. Normaal gezien kan ik die eigenschappen best smaken zolang ze niet te ziekelijk aanwezig zijn.

En dat waren ze helaas wel. Ik zie me nog steeds naar het journalistenhotel gaan met verslagen over de dodelijke winter in Mazar i Sharif, waar kinderen en ouderen stierven als vliegen in overvolle vluchtelingenkampen, waar hele gezinnen samen met hun ezel in één lompentent kropen om het toch maar warm te krijgen, waar hele families werden gedecimeerd door honger, koude en ziekte. En de journalisten die me wegwuifden want de laatste Talibanstrijders waren strijd aan het leveren in het fort, en de Amerikaanse bommenwerpers vlogen over, …. Het was duidelijk: het oorlogje spelen van de noordelijke alliantietroepen en de Taliban was voor deze 'jongens en meisjes' van de pers veel interessanter dan een burgerbevolking die dat geweld en de ontberingen probeerde te overleven, maar daar helaas veelal niet in slaagde. Of toen ik werkte op het AZG-kantoor in Londen en de BBC probeerde warm te maken om een cameraploeg naar Oost-Afrika te sturen waar onze teams in de voedselkampen de eerste tekenen van een dreigende hongersnood vast stelden. Die media-aandacht is soms essentieel om beleidsmensen in beweging te krijgen en levensnoodzakelijke hulp naar de getroffen regio’s te krijgen. Maar de repliek was koudweg: “Hongerdoden in Afrika ? Daar hebben we twee weken geleden nog maar een stukje over gemaakt. Bel eens terug als er een paar tienduizend doden per dag vallen….” Ik vraag me af of die journaliste soms niet terugdenkt aan haar woorden want zoveel jaar later voel ik nog altijd de verbijstering van toen.

Voor de mensen in het Zuiden heb ik helaas weinig tot niets kunnen betekenen maar zelf hebben ze nog altijd impact op mijn leven vandaag. Het heeft me geleerd hoe belangrijk solidariteit is, en onderwijs, en ouderliefde, en democratie, en …. Het heeft me ook getoond hoeveel veerkracht mensen hebben want zelfs in de grofste ellende waren er toch nog altijd sprankeltjes hoop. Kinderen die bleven lachen en spelen, mannen die met toewijding de zorg voor hun hele familie droegen, vrouwen die ijverden voor betere levensomstandigheden, .... De mensen van de toekomst die vandaag helaas nog veel te weinig worden gezien.

Idealistische zwaai,

Linneke

Reacties

Populaire posts van deze blog

Er waren eens twee poezenellen ...

14 juni

Leren zwijgen ...